In een onlangs gepubliceerd advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts (CVAE) ging het om een Europese niet-openbare aanbesteding voor advies over de renovatie van een museum. Beoordelingscriteria waren een kwaliteitscriterium en het honorarium. Het honorarium werd opgegeven als percentage van de installatiekosten. Hoe hoger het percentage, hoe lager het aantal punten dat inschrijvers hiervoor kregen.
De ondernemer in kwestie gaf een honorarium op van 4,43% van de installatiekosten à 35 miljoen euro. Het bedrag van het honorarium bedroeg 1.550.500 euro. In de vierde Nota van Inlichtingen van de aanbesteding werden de installatiekosten teruggebracht tot 25.100.801 euro. Inschrijver kwam hier pas achter na het indienen van de inschrijving en had derhalve een verkeerd percentage ingevuld.
Vervolgens is door ondernemer verzocht om het honorariumpercentage te mogen opschroeven. Dit werd niet toegestaan. Hierop is aan de CVAE de vraag voorgelegd of de aanbestedende dienst dit mocht doen.
De CVAE herhaalde allereerst standaardjurisprudentie van het Europees Hof. Het is toegestaan om gegevens van inschrijvingen aan te vullen of te verbeteren, indien het gaat om een eenvoudige precisering of om een kennelijke materiële fout. Deze regel gaat niet op indien een precisering zou leiden tot een nieuwe inschrijving, al kan van deze regel worden afgeweken als uitsluiting disproportioneel zou zijn.
Bij de behandeling gaf de CVAE aan dat uitsluiting van de onderneming disproportioneel zou zijn. Hierna volgde de behandeling van de klacht over het niet mogen herstellen van het percentage. De ondernemer diende het honorarium in op de volgende wijze:
________________________________________
HONORARIUMPERCENTAGE : 4,43 % (1.550.500,- €)
zegge: een miljoen vijfhonderdvijftigduizend vijfhonderd euro’
________________________________________
Uit de stukken bleek volgens de Commissie objectief dat werd gevraagd om een percentage. Dit percentage moest worden uitgeschreven achter het woord “zegge”, welke door aanbestedende dienst in de stukken was gezet.
Daarnaast stelde de ondernemer dat de precisering alleen betrekking had op de invulling van het percentage, dat na wijziging van de installatiekosten niet meer klopte. Hier was de Commissie het niet mee eens. Het had namelijk ook het geval kunnen zijn dat het door ondernemer ingevulde bedrag niet klopte.
Bovendien stelde de ondernemer het honorariumpercentage te willen wijzigen in 6,18%. Dit percentage van de nieuwe installatiekosten van 25.100.801 euro zou echter niet (exact) gelijk zijn aan de gewenste inschrijfsom van 1.550.500 euro. Stel dat ondernemer wel gevolgd zou zijn in zijn stelling dat aanpassing van het percentage geoorloofd zou zijn, dan zou dit leiden tot een nieuwe inschrijving. Dat druist weer in tegen Europese rechtspraak en was derhalve niet toegestaan.
Conclusie
Concluderend kan worden gesteld dat de Commissie en vrij strikte benadering van Europese rechtspraak toepast door vooral de plichten van de inschrijver te benadrukken. Tegelijk valt op dat de Commissie nauwelijks aandacht besteed aan het feit dat naar aanleiding van de vierde Nota van Inlichtingen een belangrijke wijziging is doorgevoerd met (zo blijkt) verstrekkende gevolgen.
Door een duidelijke grens te trekken maakt de Commissie echter wel korte metten met bepaalde typen correcties. De boodschap voor inschrijvende partijen is dan ook een heldere: houd te allen tijde de Nota’s van Inlichtingen in de gaten, lees de stukken aandachtig door en stel op tijd vragen bij onduidelijkheden.